Invoerrecht op Wood Plastic Composite (WPC)

De redactie van dit forum vroeg mij een korte bijdrage te leveren over een actueel onderwerp uit onze praktijk. Eén van de actuele onderwerpen is de indeling van WPC.

WPC  is een composiet van hout en kunststof (HKC) waarmee wordt geprobeerd om de gunstige eigenschappen van kunststof te verenigen met die van hout. Het wordt voor allerlei toepassingen gebruikt. Bijvoorbeeld om terrassen en steigers van te maken of schuttingen. Bij de invoer van hout-kunststof composiet (HKC) komt de vraag op of de WPC in het douanetarief moet worden ingedeeld onder de post voor hout (0% invoerrecht) of onder de post voor kunststof (3,9%).

Zoals altijd, als goederen onder meer posten kunnen worden ingedeeld, moet indelingsregel 3b en eventueel regel 3c uitkomst bieden. In het kort gaat het daarbij om de vraag, aan welk onderdeel, het product zijn wezenlijke karakter ontleent. In dit geval dus of WPC zijn kenmerkende karakter ontleent aan het hout of aan de kunststof?

Aan welk onderdeel WPC zijn wezenlijke karakter ontleent, kan blijken uit de verhouding waarin de delen aanwezig zijn in het product, of de prijs van de verschillende delen. Het zou ook kunnen blijken uit de product- en functieomschrijvingen in bijvoorbeeld reclame-uitingen of handleidingen.  Een ander hulpmiddel is om te toetsen of het product ook zonder het ene of het andere bestanddeel, zijn kenmerkende eigenschappen behoudt, maar daarmee is het vaak nog geen makkelijke toets.

Interessant is dat het Finanzgericht München recentelijk uitspraak heeft gedaan over de indeling van de WPC in het douanetarief en daarbij tot de conclusie kwam dat WPC valt onder de tariefpost voor hout. De belangrijkste reden daarvoor was dat het betreffende WPC voor verruit het grootste gedeelte bestond uit houtvezels.  De Nederlandse en Belgische Douane blijven echter van mening dat WPC moet worden ingedeeld als kunststof (tegen 3,9% invoerrecht) omdat het Douanecomité heeft beslist dat het als zodanig moet worden ingedeeld. De stemming was niet unaniem, maar kennelijk was een meerderheid van de leden voor de indeling in het douanetarief als kunststof, met als gevolg dat er binnenkort een Indelingsverordening wordt uitgevaardigd, waarbij de indeling als kunststof dwingend wordt voorgeschreven.

Verder is in dit kader ook de redelijk recente uitspraak van de Rechtbank Haarlem van belang over de indeling van laminaat in het douanetarief. Het betreffende laminaat bestond uit kunststof hars en voor het grootste gedeelte uit papiervezels, en ook daarbij was de vraag, aan welke van die twee, het laminaat zijn wezenlijke karakter ontleent.  Volgens de Rechtbank was de kunststof hars het belangrijkste onderdeel hoewel het veel minder in het product aanwezig was dan de papiervezels. Het laminaat moet daarom worden ingedeeld in het douanetarief voor kunststof harsen.

Het is echter maar de vraag of WPC hetzelfde lot zal zijn beschoren als het laminaat. In ieder geval zie ik ook nog een belangrijke rol weggelegd voor indelingsregel 3c. Dat is, zoals u wellicht weet, de tie-braker-rule  voor het geval het onmogelijk is om vast te stellen welk deel aan het WPC zijn kenmerkende karakter verleent.  Dat biedt voor dit geval ook nog een gunstige uitkomst.

Bent u op zoek naar meer gedetailleerde informatie over dit onderwerp, of indeling in het douanetarief? Neemt u dan gerust contact met ons op. Wij komen graag met u in contact! www.douane-advocaat.com

Door Roelof Andring
Schiekade 830, Rotterdam | +31 (0)10-467 22 52

Be the first to comment on "Invoerrecht op Wood Plastic Composite (WPC)"

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*